In mei 2021 was de wereld in de ban van de 1e golf van de COVID-19 pandemie; lockdowns, vertragingen in de containervaart en reisbeperkingen verstoorden de activiteit in elk deel van de economie. Een nieuwe corona-uitbraak in Shenzhen, een industriestad in het zuiden van China, noopte de overheid tot lokale quarantainemaatregelen, waardoor de haven van Yantian – de op één na grootste van China- ontregeld raakte (ABN-AMRO, juli 2021). Ook de Nieuwe Zijderoute – een initiatief van de Chinese overheid om het Aziatische land beter te verbinden met afzetmarkten in de rest van de wereld middels een spoorweg en nieuwe vaarroute – was niet in staat de congestie te voorkomen (Nieuwsblad Transport, juli 2020).
De vraag verdampte in sommige sectoren en schoot omhoog in andere sectoren. Bedrijven worstelden om hun bedrijf draaiende te houden. Dit noopte bedrijven na te denken over de huidige structuur en werking van hun toeleveringsketens (Alicke, Barriball and Trautwein, November 2021). Als er één ding duidelijk is geworden tijdens de Covid-19 pandemie dan is het wel de enorme afhankelijkheid van China en Rusland voor wat betreft de aanvoer van grondstoffen, materialen en halffabrikaten (CBS, November 2019). Deze ontwikkeling noopt tot heroverweging van de supply chain van onze industrie.
Nederlandse industrie en lagelonenlanden
De Nederlandse industrie is nu goed voor bijna 10 procent van de werkgelegenheid. Zo’n 12% van het bbp wordt nu direct in de industrie verdiend. Nederland is nadrukkelijk aanwezig in verschillende internationale markten (Rijksoverheid, november 2020).
De afgelopen decennia heeft de Nederlandse maakindustrie een deel van haar activiteiten naar lagelonenlanden verplaats. Braaksma (EIM, 2009) spreekt in dit kader over het kopstaartbedrijf. Deze kopstaartbedrijven ontstonden omdat de wereldhandel vrijer werd en de transportkosten omlaag gingen. De term lagelonenland wordt gebruikt voor die landen waar de productie van goederen (veel) goedkoper kan worden gedaan dan in Westerse landen, doordat de loonkosten beduidend lager liggen dan in de westerse maatschappij. Voorbeelden van lagelonenlanden zijn India, China, Polen, Roemenië en Rusland. Nederlandse bedrijfstakken zijn tussen 2015 en 2018 relatief meer import uit Rusland en China gaan verwerken en verbruiken dan uit andere landen. Rusland blijkt daarnaast de grootste importpartner te zijn voor Nederlandse bedrijfstakken (CBS, November 2019).
Het verschuiven van productie naar lagelonenlanden is een verschijnsel dat binnen de globaliseringsontwikkeling past, maar ook vragen oproept als het gaat om CSR en de internationale politiek. Deze beide ‘issues’ hebben invloed op de global supply chain en bedrijven doen er daarom goed aan hun risico’s te spreiden en het wellicht ook dichter bij huis te zoeken, in het Westen. Globalisering en geopolitieke ontwikkelingen (waaronder het steeds dominanter en machtiger worden van China) zijn belangrijke factoren in de supply chain van de meeste Nederlandse industriële bedrijven. Deze factoren maken de supply chain instabiel en daarom is het belangrijk dat er goede alternatieven worden gezocht om de supply chain veilig te stellen. Spanje en Portugal zijn een alternatief om te onderzoeken.
Spanje, Portugal en leveringszekerheid
Spanje is al jaren één van de belangrijkere handelspartners van Nederlandse bedrijven. We zijn elkaars 7e exportbestemming. Nederland exporteerde in 2020 Euro 14,4 miljard naar Spanje, Spanje verkocht voor Euro 8,4 miljard in ons land (Rvo, juni 2021).
De automobielsector heeft een groot aandeel in het bruto binnenlands product: Spanje is (na Duitsland) de 2e automobielproducent van de EU. Als kansrijke sectoren worden aangemerkt Clean Tech, digitalisatie, smart logistics, voeding, healthcare, farmaceutica en biotechnologie (Flanders Investment & Trade, 2021).
Er zijn al verschillende referenties van grote bedrijven die hebben besloten om nearshoring te omarmen door in het land grote faciliteiten te installeren, zoals in Barcelona het 3D-printwereldcentrum van HP, het internationale klantenservicecentrum van Airbnb of de internationale contentmanagementtak van Facebook. Ook in de stad Malaga is er een belangrijke groei van de technologiesector zoals de recente oprichting van Vodafone’s internationale R & D & I-centrum. Onlangs besloot ook Nestlé om het grootste deel van hun IT-diensten voor Europa in Barcelona te concentreren vanwege de combinatie van voldoende goed opgeleide werknemers en lagere arbeidskosten vergeleken met Noord-Europa.
Portugal heeft een kleine, open economie. Dankzij 16 nationale en regionale programma’s kreeg Portugal voor de periode 2014-2020 meer dan 25 miljard euro ESI-fondsen. Samen met een eigen bijdrage van 6,89 miljard euro, beschikt Portugal over een totale som van meer dan 32 miljard euro. Dit geld wordt gebruikt in verschillende domeinen: werkgelegenheid, energie-efficiëntie, ondernemerschap, onderzoek en innovatie (Flanders Investment & Trade, 2021).
Industriereuzen zoals Siemens en Google hebben besloten hun activiteiten in het land uit te breiden en zich aan te sluiten bij andere multinationals zoals BNP Paribas, Naxitis, Cisco of Volkswagen. Start-ups zoals Cloudflare of Revolut hebben ook in Portugal de ideale omgeving gevonden om hun groei te behouden, met Portugees talent als hun belangrijkste troef.
Al met al maakt de combinatie van overvloedig aanbod van goed opgeleide werknemers (voor lagere lonen), plus het verkrijgen van betere kostenproductiviteitsratio’s deze landen een aantrekkelijk Europees near shore alternatief voor verre offshore-oplossingen.
Voordelen ten opzichte van traditionele lagelonenlanden:
Dit artikel is geschreven door Rick Denekamp en Marco Hulsewé van teamOn Corporate Finance, een internationaal M&A-kantoor opgericht in 2009 in Barcelona. teamOn heeft vestigingen in zowel Spanje als Portugal en heeft veel kennis van de Spaanse en Portugese markt.
Bron: Link magazine 20 januari 2022